4 liun werk eindelijk de onmiskenbare blijken draagt. Uezen, en ze zijn zeer talrijk , verdienen inderdaad meer medelijden dan velen, die hun toestand niet kimnen of willen begrij- pen, zieh wel voorstellen. — Hel. is intussclien op verre na niet lietzelfde lioe en met welk doel men reist. en zeker hebben zij 't meeste genot van bunnen togt, die zieh daarbij althans eenig doel, op wetenschnp of kunst betrekking liebbende, voor oogen stel len. Daartoe behoeft men juist geen geleerde of kunstenaar te zijn; immers juist dezen missen dikwerf, voor zooverre ze a'leen gevoel hebben voor het vak hunner predilectie, veel van wat anderen een onbeschrijfelijk genoegen geeft. Men kan intussclien zeer goed voor eene zaak ingenomen zijn, en daaraan dan zijne bijzondere opmerkzäamheid wij- den , zonder daarom onverschillig te wezen voor al het an dere. Welk beschaafd mensch lieeft niet iets, wat inzonderheid zijne belangstelling wekt. Zij het schilderkunst, beeldhouw- kunst, bouwkunst; zij het de natuur in ’t algemeen, of het dieren- of plantenrijk in ’t bijzonder; de toestand van rotsen of geborgten, de kleederdragten en gewoonten van andere vollen; zij het fabriekwezen of nijverheid of wat ook. Deze zal nimmer onvoldaan thuis komen; immers,' na allereerst aan zijne nieuws- of weetgierigheid voldaan te hebben, blijft hem, zoo hij tijd overheeft, 110g datgene over, wat voor- uamelijk den gewonen tourist lokt, en zoo zal er geene groote stad en zullen er zelfs maar weinig kleine zijn, die liem niet in een of ander opzigt bevredigen, ook waar de tourist al spoedig over verveling klaagt. — Ilet genot eener reis is gewis mede voor een groot deel afhankelijk van de stemming waarin men verkeert. TerwijL