Dat het niet mijn plan was een gewoon reisverslag te geven, maar dat ik mij bij het opstellen ten doel stelde: voor- eerst om hen, die de Sächsische Schweiz denken te bezoe- ken, ’t een en ander mede te deelen wat hun vooral daär nuttig of aangenaam kan wezen; vervolgens om bij hen, die er geweest zijn, eenige aangename herinneringen op te wekken; voorts om hen die er nooit geweest zijn en er welligt ook nooit zullen komen eene, al is ’t maar zeer op- pervlakkige, schets te leveren van deze schoone landstreek; voorts om op eene ongezochte wijze het een en ander, vooral het plantenrijk betreffende, mee te deelen, wat niet zoo algemeen bekend is en toch binnen het begrip ligt van iedereen, en eindelijk om enkele bijzonderheden, welke niet tot eene van deze vier rubrieken behooren, voor eigen herinnering te bewaren. Dit laatste is echter, geloof ik, maar weinig, en ik meen te mögen vertrouwen dat geen mijner lezers het misbillijken zal, dat ik, terwijl ik zooveel voor anderen opschreef, hier en daar ongemerkt ook een paar regels voor mij zelven er onder liet loopen. Leiden, Junij 1870.