En dat ze zicli stevig vastgehecht hebben aan dien steen, en dat ze liun leven wanhopig verdedigen, kunt ge hier en daar zien, waar er ten laatste een enkeie voor de vernie- lende kracht van den orkaan bezweken is. Niet onticorteld is hij, gelijk men vermoeden zou, neen, af/jebrohen , een stam van een voet dikte oi' meer zelfs; hooger of lager is. hij dwars door midden gebroken, afgeknakt als een hennep- stengel, terwijl zijne wortels zieh goed hielden. Dit zieude — en ’t is geene zeldzaamheid in deze stre ben — behoeft inen niet meer te vragen of ’t daar somtijds ook spoken kau. Geen enkeie ziet men er — ik spreek van die welke op de toppen der hoogste rotsen staan — die geheel onbescha- digd is. Kan de stormwind heu niet op ridderlijke wijze uit den zadel ligten, dan slaat hij een verraderlijken vreg in om zijn doel te bereiken, en hij plukt den boom als ’t wäre langzamerhand, tak voor tak, uit elkander, tot deze ein- delijk zoodanig gehavend is, dat hij er het leven hij inschiet. Een bijzonder grooten omvang verkrijgen ze dus nooit, en ze bereiken evenmin een zeer hoogen ouderdom, als ze een sierlijk en kraclitvol voorkomen kunuen verkrijgen; maar die bezwijken worden weder door andere opgevolgd, en liunne aanwezigheid op die plaatsen is vooral däarom hoogst merkwaardig, vooreerst wijl ze aantoonen hoe de natuur verschillende krachten in beweging stelt, ten einde het uiter- lijk volkomen der aarde gestadig te doen afwisselen , en tevens hoe haar middelen ten dienste staan, die ne zeker niet zouden vermoeden, om onze planeet, te tooijen met het sierlijke kleed dat men het plantenrijk noemt, ook daar waar men zulks eene volslagene onmogelijkheid achten zou, en dat