geschiedscbrijvers der Nederlandsche beroerten, betoogt uitvoerig, dat op Anna van Saxen bet woord van Cicero omtrent Marcus Anto nius toepasselijk was: zoo noodlottig als Helena voor de Trojanen, even zoo noodlottig was zij voor onzen Staat. Van der Haer ineldt met een enkel woord, dat ’s Prinsen huwelijk een’ der bijzondere oor- zaken was, die de verdeeldheid in de Nederlanden hevorderd en den val van Granveile, dat voorspel der geheele omwenteling, hebben te weeg gebragt. Van uitheemsche geschiedscbrijvers moet inzonderheid Cabrera worden genoemd, die in zijne levensbescbrijving van Fi- lips II, den opstand der Nederlanders aan liunne ketterij en de kracht dezer laatste toeschrijft aan de geloofsverandering van den Prins, die door zijne vrouw was medegesleept. Eindelijk de beste onder onze geschiedscbrijvers, Strada, heeft aan bet huwelijk des Prinsen van Oranje eene afzonderlijke paragraaf gewijd, en verze- kerd, dat buisselijke dwang van zijne echtgenoote, van zijnen broe- der, van zijne naaste betrekkingen den Prins in de armen der ket- ters en der opstandelingen heeft geworpen. Maar omdat die beschouwing oud is, is zij daarom waar? Ons verder betoog moet die vraag beantwoorden; eene opnier- king echter mag van nu af onze meening wijzigcn. Al die getui- genissen, of, orn het regte woord te gebruiken, al die opvattingen dagteekenen na een’ tijd, toen het wangedrag van Anna ruchtbaar geworden was, en de klad harer buitensporigheid, verdiend of on- verdiend, in de oogen des gemeens ten minste, kon afgeven op de handelingen van hären gemaal. Zij onderstellen eene gemeenzaam- lieid van gezindheden tusschen man en vrouw, waarvan ons de ge- schiedenis geene bewijzen levert, of eene heerschappij van de laatste over den eersten, die met de liartstogteloosheid van den Prins, met zijn geduld, met de veerkracht en de onafhankelijkheid zijns karak- ters in strijd is. Wat meer zegt, zij vergrijpen zieh aan de ge- schiedenis op eene onvergeeflijke wijze; want juist op het oogen- blik, waarop Oranje de gehoorzaamheid aan Filips opzeide, leefde hij met zijne vrouw in de volslagenste onmin. Op het oogenblik, dat hij goed en bloed waagde, offerde zij, ten minste in schijn, hären gemaal op aan hären Staat, en onderhandelde met den Ko- ning van Spanje. Op het oogenblik, dat de kreet van vrijheid door Catal. Scriptorum Artesiae , en Foppens Bibliotheca Belgien in v. Gachard heeft in zijne Correspondance de Guillaurae ie Taciturne, T. II, Pref. p. m, iv, xi, xxxv, onderscheidene proeven uitdien schrijver medegedeeld, zonder hem te noemen. Gachet heeft in het Bulletin de la Commission d’Histoire, 2e.Ser., T. I, p. 195—200, te regt aangetoond, dat die uittreksels uit het door Ferry de Locres en Foppens bedoelde werk van Payen waren ontleend. Uetzelfde blijkt uit de vergelijkmg van de aanhalingen bij Buzelin, Gallo-Flandria, met den tekst van het handschrift. Er zijn van dit werk onderscheidene Handschriften in de boekerijen van het Noorden van Frankrijk en Belgie verspreid, die niet alle gelijkluidend zijn. Ook de Koninklijke Bihliotheek te ’s Hage bezit een afschrift uit de verzameling van fierard.