VOORWOORD. Het is eenmaal gewoonte geworden, orn aan een — hetzij groot of klein, lietzij belangrijk of weinig beduidend, lietzij een voor het pnbliek of voor bijzondere personen bestemd geschrift, dat in het licht verschijnen zal, een voorwoord, hoc kort dan ook, te doen voorafgaan. Op dezen regel wil ik geene uitzondering maken. Van dit voorwoord weusch ik gebruik te maken, orn in de eerste plaats Z. E. den heer Minister van Oorlog, mijn opregten dank te betuigen voor de gelegenheid, waarin hij mij gesteld heeft, om het onderwijs aan den „ Fortbildung’s cursus für Militair-Ärzten ” te Dresden bij te wonen. Dat ik om diezelfde reden ook den hooggeachten heer Inspec- teur van den militairen geneeskundigen dienst inNederland, den kolonel Dr. van Hasselt, mijn zelfden dank betuig, zal wel geen betoog behoeven. De tijd aan bovengenoemden cursus doorgebragt, het vele wetenschappelijke, hetwelk ik daar mögt hooren, al ketgeen ik op militair geneeskundig gebied, gedurende mijn verblijf in het buitenland mögt aansckouwen, dit alles zal ongetwijfeld een onuitwischbaren indruk voor mijn geheel vol- gend leven achterlaten. Maar ook niet minder betuig ik den Chef van den militairen geneeskundigen dienst in Saksen, den General-Arzt Dr. W. Kotu , mijn wärmsten dank voor zijne wijze van ontvangst, de vriend- scliap van hem ondervonden, en de beleefdheden mij bij voort- during betoond, waardoor hij steeds medewerkte om mijn